
Toen ik afgelopen januari werd getroffen door een herseninfarct, schrok mijn omgeving zich het hoedje. Bij sommigen kwam het zelfs aan als een dreun. Ikzelf had daar geen last van. Ik vond het vooral heel naar, vervelend en verdrietig voor hen. In het revalidatiecentrum had ik een afspraak met een maatschappelijk werkster en daarna met een psycholoog. De eerste dame raakte zo van slag door mijn antwoorden dat ze mijn lief opbelde om te checken of ik wel goed bij mijn hoofd was 🤣
In de afgelopen maanden, in de nasleep van alles, dacht ik er nog een paar keer over na. Ben ik nou zo’n koele kikker? Stop ik alles weg? Drukt het zich later alsnog naar buiten als een grote klap? En heel menselijk: doe ik het eigenlijk wel goed zo? Had ik niet meer moeten schrikken, andere dingen moeten voelen, of me moeten wentelen in de narigheid van mijn situatie? Kom daar maar eens achter....
Al overpeinzend kwam ik tot een heel werkbaar inzicht. Ik heb in mijn bijna 53 jaar op deze planeet – net als velen – meer dan mijn fair share aan ontzettend veel gedoe en verlies gehad. Zowel privé als zakelijk. En ja, vallen doen we allemaal wel eens, maar het gaat om het opstaan. Daarin moet iedereen zijn eigen werkbare manier vinden.
Ik denk dat ik de mijne gevonden heb. Het antwoord stond zelfs op mijn linkerarm – en niet voor niets.
Ik transmuteer of sublimeer mijn pijn en verdriet in iets moois. In mijn hoofd noem ik mezelf regelmatig een levenskunstenaar, die geen fysieke kunstwerken maakt, maar gebeurtenissen en ontwikkelingen veroorzaakt. Op thema’s die me boeien en bezighouden, en hopelijk maatschappelijk relevant zijn of worden.
Door die lens bekeken is veel van mijn werk en oeuvre goed te verklaren. Niet dat je de output van mijn werk ooit in een museum zult zien. De uitwerking sijpelt door in vele vormen en gedaanten. Boeken en blogs zijn het meest tastbaar, net als dat houten blokje. Maar ook in beslissingen, beleid en visie is veel van mijn werk doorgedrongen in de haarvaten van de samenleving, zonder dat mijn handtekening erop staat. En daar heb ik vrede mee.
Door die lens bekeken is veel van mijn werk en oeuvre goed te verklaren. Niet dat je de output van mijn werk ooit in een museum zult zien. De uitwerking sijpelt door in vele vormen en gedaanten. Boeken en blogs zijn het meest tastbaar, net als dat houten blokje. Maar ook in beslissingen, beleid en visie is veel van mijn werk doorgedrongen in de haarvaten van de samenleving, zonder dat mijn handtekening erop staat. En daar heb ik vrede mee.
Veel meer dan ik ooit dacht, zijn naast nieuwsgierigheid en verwondering, ook pijn en verdriet een motor. Covey zei het al in The 7 Habits of Highly Effective People (1989): als je je toch ergens zorgen over maakt, kun je je beter druk maken om zaken waarop je daadwerkelijk invloed hebt – je gedrag, je reacties, je werk, je gewoontes – dan om de dingen waar je geen grip op hebt.
Na wat diep graafwerk kwam ik tot dit inzicht:
Als ik te maken heb met een flinke tegenslag, ga ik simpelweg creëren.
De lol ervan en de impact op anderen zijn zó groot, dat de geluksstofjes die daardoor vrijkomen het overnemen van potentieel depressieve gevoelens. Die gevoelens zijn er nog steeds en krijgen hun tijd om te helen, maar ze hebben minder impact op mijn wezen dan voorheen. Dat geeft ruimte en kracht om van perspectief te kunnen wisselen, waardoor zaken die eerst belangrijk of hopeloos leken – wat ze zelden echt zijn – ineens irrelevant of hanteerbaar worden.
Ik ben me er terdege van bewust dat wat voor mij geldt, niet universeel is. Maar ik ben ook ontzettend blij met het vinden van dit antwoord op de vraag of ik ‘normaal’ ben in hoe ik omga met intense kwesties. Ik tover mezelf als een Baron von Münchhausen uit het moeras – en de bijvangst bestaat vaak uit zaken waar anderen of de samenleving iets aan hebben 💪
Dit artikel is onderdeel van de research voor mijn in 2026 te verschijnen boek ❤️ Managen met Liefde. Ik zoek nog naar een rake ondertitel. Na dit stuk zou dat zomaar: "Levenskunst in dienst van de samenleving" kunnen worden. Of niet, ik weet niet wat ik nog meer ga schrijven.