
Sinds een paar jaar realiseer ik me steeds sterker dat het woord productiviteit in onze westerse samenleving een negatieve bijklank heeft gekregen. Mijn eerste kennismaking met het woord was rond 2006, toen ik Lifehacking hielp oprichten. We werden diep geïnspireerd door het artikel Meet The Lifehackers van Clive Thompson.
Het mooie aan dat artikel vond ik hoe Clive het verschil uitlegde tussen mensen die puur bezig zijn met hun werk en degenen die bezig zijn met meta-werk: mensen die niet alleen werken, maar zich ook afvragen hoe ze repeterende taken slimmer kunnen aanpakken. Niet zozeer om tijd te besparen, maar vooral omdat twintig keer hetzelfde doen nu eenmaal geestdodender is dan één keer uitzoeken hoe het anders kan.
Er is inmiddels een complete industrie ontstaan rond productiviteit, efficiëntie en tijdwinst. Tegelijk zien we steeds duidelijker wat de negatieve effecten zijn van die eenzijdige focus op productiviteit. Belangrijke en herkenbare thema's, waar Rein Vogelaar en Rita Zijlstra terecht op wijzen in hun binnenkort verschijnende boek Digital Well-Being.
Zelf blijf ik daarom al geruime tijd weg bij het woord productief. Veel mensen associëren het namelijk met harder werken voor de baas, nog meer output leveren, terwijl we collectief al moe genoeg zijn. Dit komt deels door wat we de Rat Race noemen, deels door gebrek aan taakautonomie, en deels doordat we onszelf vergelijken met onrealistische beelden die we via sociale media voorgeschoteld krijgen.
Zelf blijf ik daarom al geruime tijd weg bij het woord productief. Veel mensen associëren het namelijk met harder werken voor de baas, nog meer output leveren, terwijl we collectief al moe genoeg zijn. Dit komt deels door wat we de Rat Race noemen, deels door gebrek aan taakautonomie, en deels doordat we onszelf vergelijken met onrealistische beelden die we via sociale media voorgeschoteld krijgen.
Juist daarom richtte ik in 2020 samen met Mark Meinema de stichting Digitale Fitheid en de Digitale Fitheid Academie op. Technologie en digitalisering beperken zich immers niet alleen tot productiviteit. Digitale fitheid gaat voor ons over bewust omgaan met technologie om zo mentale ruimte te creëren en onze slagkracht te vergroten. Toch blijven gesprekken met opdrachtgevers hierover vaak lastig: wil je deze inzichten inzetten om medewerkers meer ruimte en slagkracht te geven, of stiekem vooral om kosten te besparen en meer uit mensen te persen? Dat laatste lijkt mij ongezond en onverstandig.
Ons doel met Digitale Fitheid en de Digitale Fitheid Academie is dan ook om mensen juist meer mentale ruimte terug te geven. Daarnaast willen we mensen helpen slim en bewust met technologie om te gaan. AI is natuurlijk onvermijdelijk. Kunstmatige intelligentie maakt moeilijke en trage dingen sneller en makkelijker. Maar zoals we van de voedingsindustrie hebben geleerd: snelle suikers zijn niet gezond voor je lichaam, en razendsnel veel gedaan krijgen met AI is niet per se gezond voor je hoofd.
Alles begint bij bewustzijn. Mijn dierbare vriend Jan-Willem Wolf gebruikt hiervoor al jaren het woord slagkracht. Een term die ik inmiddels veel sympathieker vind dan productiviteit, juist vanwege die maatschappelijke lading. In een andere context praat ik overigens wél graag over productiviteit, maar dan over arbeidsproductiviteit. Met Ronald Mulder, collega van Jan-Willem, had ik hier onlangs nog een boeiend gesprek over, wat leidde tot een artikel op Businesswise. Daarin legt hij uit waarom onze economische modellen niet kloppen, omdat ze uitgaan van verkeerde aannames rondom arbeidsproductiviteit.
Veel mensen die mij al langere tijd volgen, hebben vaak het idee dat ze mij een beetje kennen. Ze zien me bij events, hebben misschien mijn boeken gelezen en ontvangen mijn wekelijkse berichten. Ze denken dan: 'Die Martijn vliegt als een razende Roeland door Nederland en zet van alles in gang.' Ik begrijp dat beeld, maar schreef al eens eerder waarom juist veel verschillende potjes op het vuur hebben, makkelijker is en meer oplevert dan krampachtig focussen op slechts één of twee dingen.
Afgelopen week had ik hierover een interessant gesprek met Erik Kuperus. Hij meldde zich aan voor een beginnerssessie over persoonlijke kennismanagement en Obsidian, de tool die ik daarvoor gebruik. Erik zei gekscherend dat ik een extreem voorbeeld ben van iemand die veel gedaan krijgt. Nieuwsgierig vroeg ik door naar zijn beeld en aannames hierover. Al snel kwamen we lachend tot dezelfde conclusie: met mijn 'productiviteit' valt het reuze mee. Omdat ik digitaal fit ben en mijn informatiekapitaal serieus neem, kan ik heel snel bij de juiste informatie. Vaak is een appje of telefoontje genoeg om een idee of project een zetje te geven. Vijf tot tien telefoontjes van hooguit vijf minuten kunnen al enorm veel in beweging zetten.
Het grote verschil tussen mij en veel anderen is vooral dat ik consequent opschrijf wat ik doe. Dat heeft niets met productiviteit te maken, maar alles met discipline en het verzamelen van kleine brokjes informatie gedurende de week. Die zet ik meestal ergens in het weekend of begin van de week overzichtelijk op een rijtje. Als je mijn weekberichten leest, lijkt het dus alsof ik heel veel doe. Maar toen ik Erik vroeg wat hij allemaal in een week deed, bleek dat soms veel meer te zijn dan ik. Het enige verschil: ik schrijf het op en hij niet.
Sinds mijn infarct is mijn energieniveau maar 60% van wat het was. Veel complexe zaken met emotionele lading of onverwachte gebeurtenissen kan ik niet aan, omdat ze direct mijn batterij leegtrekken. Bovendien heb ik de helft van de week mijn kinderen bij me, wat aan de praktische kant ook energie kost (gelukkig krijg ik daarbij hulp). Het goede nieuws: ideeën bedenken, projecten starten, summits organiseren of lezingen geven, kosten mij geen energie maar geven juist energie. Zonder mijn inzichten rondom lifehacking en digitale fitheid was het leven na mijn infarct vele malen moeilijker geweest.